Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik houde dan dit [49]goed te zijn, om den [50]aanstaanden nood, dat het, [zeg ik], den mens goed is [51]alzo te zijn. 49. Dat is, oorbaar en dienstig, gelijk vs.1,8. 50. Of, tegenwoordigen nood; namelijk der gemeente van Christus, die nu in gedurige vervolging, zwarigheid en ballingschap is. Zie dergelijke wijze van spreken 2 Kor.6:4, en 1 Thess.3:7, welke noden beter en lichter kunnen uitgestaan worden van de ongetrouwden dan van de getrouwden, die met huisgezin en kinderen belast zijn. 51. Dat is, ongetrouwd. Waarbij ook altijd verstaan wordt de voorwaarde hiervoren in vs.8,9 gesteld, gelijk ook hierna in vs.35,36 van de gave der onthouding.